Leraar basisonderwijs
Als leraar basisonderwijs geef je les aan kinderen in de leeftijd van vier tot en met twaalf jaar. Je begeleidt de leerlingen ook in hun sociaal-emotionele en morele ontwikkeling. De kleuterklassen onderwijs je door middel van spelletjes. Aan de hogere klassen geef je les in onder andere rekenen, taal, geschiedenis en muziek. Regelmatig toets je de stof en bespreek je de voortgang van het kind met de ouders aan de hand van het leerlingenrapport. Daarnaast vergader je vaak met je collega’s en de directeur, waarbij je kwesties rond de organisatie, (nieuw) beleid en andere schoolzaken bespreekt.
Marieke Al, leerkracht van groep 5 op basisschool Het Bovenland te Amsterdam:
“Het mooie van dit vak is dat je kinderen een heel jaar lang begeleidt en ziet dat ze in dat jaar vooruit komen. Een meisje bijvoorbeeld dat eerst heel bang is om te rekenen, krijgt door dat beetje extra aandacht van jou zelfvertrouwen en er zelfs plezier in.”
Wat doet een leraar basisonderwijs?
1. Bereidt lessen voor
Bijna al je lessen moet je voorbereiden, thuis of op school. Je oefent bijvoorbeeld met een verhaal dat je wilt vertellen en je bedenkt vooraf hoe je de stof van een bepaald vak moet presenteren. Daarnaast ben je ook veel tijd kwijt aan het zoeken van bijvoorbeeld knutselopdrachten of liedjes voor de muziekles.
2. Lesgeven
Je hoofdtaak bestaat uit het lesgeven aan de groep of groepen die jou zijn toegewezen. Het soort lessen dat je geeft, verschilt per groep. In groep 1 en 2 bereid je de kinderen spelenderwijs voor op vakken als rekenen en taal. Daarnaast help je ze met basisvaardigheden als veters leren strikken, plakken en knippen. Vanaf groep 3 gaan de leerlingen aan de slag met een flink aantal vakken: schrijven en lezen, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis, natuur, muziek, gymnastiek, drama, tekenen en handenarbeid. Ook vertel je verhalen en voer je kringgesprekken. Je legt de stof uit, zet kinderen individueel of in groepjes aan het werk, en laat ze opdrachten of werkstukken maken. Je beantwoordt vragen en geeft aan het einde van de dag huiswerk op. Gedurende het schooljaar toets je de stof door middel van proefwerken en overhoringen. Je hebt dan ook veel nakijkwerk, moet rapporten schrijven en toetsgegevens in de administratie verwerken.
3. Coachen
Als leerkracht ben je behalve kennisoverdrager ook een pedagoog; je begeleidt kinderen in hun persoonlijke ontwikkeling. Een van je taken is dan ook het observeren van hun gedrag in de groep. Als een bepaald kind bijvoorbeeld erg gesloten is en niet op andere kinderen durft af te stappen, stimuleer jij op allerlei manieren zijn zelfvertrouwen. Ook bekijk je bij ieder kind of het initiatieven durft te nemen en bereid is om nieuwe dingen te leren of te onderzoeken. Als een kind bijvoorbeeld daar nog niet aan toe is terwijl het wel de juiste leeftijd heeft, dan onderzoek je waar de obstakels zitten die het kind hinderen bij de voortgang.
Daarnaast moet je orde bewaren in de groep en leerlingen corrigeren. Je zorgt er voor dat de kinderen goed naar je luisteren. Als je lastige kinderen in de klas hebt, ga je daar goed mee om: je zet ze bijvoorbeeld voor straf apart of geeft ze juist wat extra aandacht. Kinderen die moeilijk leren, bied je extra ondersteuning. De opvoedkundige technieken die je hier voor nodig hebt, leer je voornamelijk in de praktijk.
Marieke Al:
“Het vak leerkracht: de een is er voor geschapen, een ander kan het aanleren, maar er zijn ook mensen die er echt niet geschikt voor zijn. Zij vallen al snel uit. Ze kunnen geen orde houden, worden snel boos en raken daardoor binnen de kortste keren opgebrand.
Geduld is een belangrijke eigenschap in dit vak. Het gaat ook verder dan gewoon liefde voor kinderen hebben.”
4. Helpt met schoolzaken organiseren
Als leerkracht wordt er ook een beroep op je gedaan bij het organiseren van feesten, sport- en spelactiviteiten, schoolkampen en themaweken (bijvoorbeeld de Boekenweek). Ook kun je bijvoorbeeld een extra taak krijgen ten behoeve van de schoolbibliotheek.
5. Vergadert met collega’s en het management
Je bespreekt regelmatig in vergaderingen met je collega’s en de directeur van de school hoe de zaken ervoor staan. Hoe werkt bijvoorbeeld die nieuwe rekenmethode? Welke boeken en methodes zullen we kiezen? Hoeveel budget is er beschikbaar voor kostuums voor de toneelopvoering en is er bijvoorbeeld een moeder die ze wil maken? Liggen de activiteiten nog in de lijn van de visie van onze school? Voor dit soort vragen zoek je samen met je collega’s een oplossing.
6. Onderhoudt contacten met ouders en de intern begeleider
Ouders zijn altijd heel benieuwd naar hoe het gaat met hun kind op school. Voor kleine vragen kunnen ze bij je terecht na schooltijd. Tijdens de zogenaamde tien minutengesprekken die drie keer per jaar worden gehouden, bespreek je uitgebreider met hen de voortgang van het kind aan de hand van het leerlingenrapport. Als je dat nodig vindt, kun je ook tussendoor een gesprek aanvragen met ouders.
Op veel scholen is tegenwoordig ook een intern begeleider aanwezig. Deze is verantwoordelijk voor het hele traject met ouders en instanties voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben of doorverwezen moeten worden naar speciale scholen. De gewone leerkrachten hebben meestal eens in de maand een bespreking met de intern begeleider over eventuele probleemgevallen in hun groep.
Rollen
- Pedagoog. Je kunt je inleven in kinderen en hun gedrag goed analyseren. Je haalt het beste uit een kind door op de juiste manier te coachen.
- Vraagbaak. Kinderen, collega’s, ouders en instanties kunnen bij jou met vragen terecht.
- Encyclopedie. Je bezit een brede kennis en wilt deze kennis graag overdragen aan je leerlingen.
- Duizendpoot. Je hebt op school honderd-en-een taken en ook na schooltijd vaak nog allerlei klusjes en extra werk.
Waar werk je als leraar basisonderwijs?
Er is eigenlijk maar een plek waar je als leerkracht basisonderwijs werkzaam bent: de basisschool. Wel heb je verschillende vormen van onderwijs. Zo is er bijzonder en openbaar onderwijs. Het bijzonder onderwijs is verbonden aan een bepaalde onderwijsmethode, levensbeschouwing of godsdienst, bijvoorbeeld het christelijk, islamitisch of Montessori-onderwijs. Daarnaast is er het speciaal onderwijs: deze scholen zijn afgestemd op kinderen met leer- of gedragsproblematiek. Tenslotte heb je nog speciale scholen voor bijvoorbeeld dove of verstandelijk gehandicapte kinderen.
Wat is je plaats in de organisatie?
Collega’s of medewerkers
Met de volgende mensen werk je op hetzelfde niveau samen, of je geeft hen leiding. Dit is afhankelijk van de grootte en de inrichting van de school.
- Groepsleerkrachten. Zij geven net zoals jij een jaar lang les aan een bepaalde klas.
- Vakleerkrachten. Deze leerkrachten zijn gespecialiseerd in één bepaald vak, bijvoorbeeld gymnastiek, muziek of handvaardigheid.
- Remedial teachers. Zij geven speciale pedagogisch-didactische begeleiding aan leerlingen die meer dan gewone zorg nodig hebben.
- Intern begeleiders. Zij zijn de spin in het web voor kinderen met problemen, en schakelen waar nodig andere instanties in.
- Onderwijsassistenten. Zij voeren in de klas allerlei taken uit onder begeleiding van de bevoegde leraar. Ze helpen bijvoorbeeld een excursie te organiseren, lesmateriaal te verzamelen en klaar te leggen of ondersteunen kinderen bij het leren lezen.
- Klassenassistenten. Zij werken in het speciaal onderwijs. Ze verrichten werkzaamheden op het gebied van lichamelijke en mentale verzorging en ontwikkeling. Ze ondersteunen de leerling tijdens het volgen van de lessen.
- Stagiaires. Leerkrachten in opleiding leren van jou het vak. Ze nemen een aantal lessen van je over. Jij begeleidt ze en geeft ze feedback.
- Onderwijsondersteunend personeel. Dit zijn conciërges, administratieve krachten, speltherapeuten, enzovoorts.
Wie is je baas?
Je leidinggevende is de directeur van de school. Hij wordt vaak bijgestaan door een of meerdere adjunct-directeuren. Op veel scholen zijn er ook bouwcoördinatoren aangesteld. Dit is een leraar die de leerkrachten uit de onder- of bovenbouw aanstuurt. Hij is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het opstellen van de agenda of het voeren van functioneringsgesprekken met de leerkrachten.
Welke competenties moet je in huis hebben?
1. Goed met mensen om kunnen gaan
Je kunt je allereerst in kinderen inleven en begrijpt wat hen interesseert. Door je geduld en tact ben je een steunpunt voor ze in de meest uiteenlopende situaties. Je bent open en kunt goed naar ze luisteren. Deze laatste eigenschap is ook van belang in het contact met ouders en collega’s. Je moet immers veel met deze partijen samenwerken en je daarin vaak flexibel opstellen. Ook kun je goed omgaan met diversiteit, want je bent integer en respectvol tegenover mensen uit andere culturen en sociale lagen. Je laat anderen natuurlijk wel zien dat je stevig in je schoenen staat en bent assertief. Je moet immers regelmatig met ouders overleggen over gedrags- of leerproblemen van hun kinderen en dat kan soms pijnlijk zijn.
2. Pedagogische kwaliteiten hebben
Een leraar die pedagogisch sterk is onderlegd, creëert een veilige leeromgeving in zijn klas. Met behulp van verschillende opvoedkundige technieken motiveer je kinderen tot goede prestaties en sociaal gezond gedrag. Je geeft duidelijk aan wat de regels zijn op school en in de klas en zorgt ervoor dat ze zich daar consequent aan houden. Je observeert de groep nauwkeurig, anticipeert op lastige situaties en grijpt op tijd in als er bijvoorbeeld een kind wordt gepest of ongeoorloofd gedrag vertoont. Je helpt op deze manier kinderen uit te laten groeien tot zelfstandige en verantwoordelijke personen.
3. Vakinhoudelijk en didactisch sterk zijn
Een leraar draagt voortdurend kennis over. Je moet dus goede didactische vaardigheden hebben. Daarnaast moet je voldoende afweten van alle schoolvakken en een goede algemene ontwikkeling hebben. Want op een basisschool ga je niet heel diep op de stof in, maar moet je eigenlijk de leerlingen van alle onderwerpen een beetje laten proeven. Je bent verder goed op de hoogte van het schoolwerkplan, waarin is vastgelegd wat je de kinderen moet leren. Je kennis en inzichten presenteer je door je goede mondelinge vaardigheden helder en overzichtelijk.
4. Stressbestendig
Je kunt een groep kinderen goed aansturen en hebt geen problemen om ze aan het werk te krijgen zoals jij dit graag ziet. Bovendien ben je een echte regelneef die tien dingen tegelijk aan zijn hoofd kan hebben zonder over de kop te gaan. Behalve het runnen van je klas, gaat ook de organisatie van allerlei schoolzaken en activiteiten je goed af. Het is bekend dat er in het onderwijs een grote werkdruk bestaat: er moet teveel gebeuren in te weinig tijd en vaak ook nog in het weekend en na schooltijd. Daarom is stressbestendigheid een eerste vereiste. Ook moet je goed kunnen schakelen van de ene naar de andere taak zonder daar te veel over na te denken. Het werken met kinderen is nu eenmaal chaotisch en loopt nooit helemaal zoals je had gepland.
Wat onderscheidt een topleraar van een gewone leraar basisonderwijs?
Een goede leerkracht is allereerst creatief. Niet alleen in het opdiepen van origineel en bruikbaar lesmateriaal, maar ook in het organiseren van activiteiten en het omspringen met de tijd. Als je bijvoorbeeld een sponsorloop helpt organiseren, dan zorg je ervoor dat alles (sponsorformulieren, brieven naar ouders, het inlichten van de EHBO en politie) op tijd is geregeld. En als er een themaweek over magie gepland staat, verzamel je leuk en interessant materiaal (goocheltrucs, heksenspreuken). Kortom, je bent enthousiast en wilt je graag inzetten voor je kinderen en de hele school. Je hebt teamgeest.
Verder voel je kinderen goed aan en geef je ze de ruimte, maar tegelijkertijd laat je niet met je sollen en stel je duidelijke grenzen. Je bent ordelijk en hebt voldoende aan vijf minuten om je knutselactiviteit te bedenken. In je berg taken kun je goed prioriteiten stellen. De topleerkracht is bovendien niet perfectionistisch! Het werk is namelijk nooit af en je zult sowieso al veel uren moeten overwerken. Door gebrek aan tijd moet je de zaken dus soms laten voor wat ze zijn en je erbij neerleggen dat alles niet tot in de puntjes is geregeld.
Een leerkracht van groep 3 op een basisschool in Amsterdam:
“Gelukkig hoef je niet overal goed in te zijn. Dus laat je niet demotiveren door het feit dat je weinig talent hebt voor bijvoorbeeld toneelspelen of handvaardigheid. Dat wordt wel weer in een ander jaar gecompenseerd door een leerkracht die juist voor deze vakken weer meer aanleg heeft.”
Hoe word je leerkracht in het basisonderwijs?
Speciale opleiding als basis
Om in het primair onderwijs voor de klas te mogen staan, moet je een lesbevoegdheid hebben. Deze krijg je als je de Lerarenopleiding Basisonderwijs (Pabo) hebt voltooid. De hbo-opleiding kan in voltijd, deeltijd en duaal worden afgerond.
Je kunt in een aantal gevallen vrijstellingen krijgen. Heb je bijvoorbeeld een hbo of universitair diploma op zak, dan zijn er verschillende trajecten voor de opleiding tot leerkracht. Je kunt bijvoorbeeld kiezen voor het zij-instroomtraject. Je moet dan eerst bij een school aangenomen worden als leerkracht. Vervolgens betaalt de school je opleiding: je staat dan bijna de hele week voor de klas en volgt twee keer per week lessen op de Pabo. Dit is overigens een pittig traject.
Met een mbo-vooropleiding
Met de mbo-opleiding Onderwijsassistent kun je de voltijdvariant van de Pabo in drie jaar afronden. Met Sociaal Pedagogisch Werker mag je studietijd met maximaal een half jaar ingekort worden tot 3,5 jaar. Het is helaas als onderwijsassistent niet mogelijk via je werkplek door te groeien naar de functie van leerkracht; daarvoor heb je toch een officiële lesbevoegdheid nodig. Heb je een andere mbo-opleiding gedaan, dan moet je eerst de deeltijd- of voltijdopleiding van vier jaar doorlopen. Vervolgens zijn er verschillende manieren om een baan te vinden.
Wat ga je verdienen?
In de cao Primair Onderwijs staat precies wat je gaat verdienen. Je kunt aangesteld worden als leraar LA of LB. Deze letters duiden op het niveau van de functie. Naast je salaris heb je nog recht op onder andere vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. Als je al werkervaring hebt, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven, kun je in aanmerking komen voor een hoger aanvangssalaris.
Wat zijn je carrièremogelijkheden?
Binnen het basisonderwijs zijn de carrièremogelijkheden beperkt. Een mogelijkheid is je bij laten scholen tot intern begeleider of remedial teacher. Ook kun je na het volgen van een aanvullende opleiding overstappen naar het speciaal onderwijs. Daarnaast ligt natuurlijk een functie in het schoolmanagement binnen je bereik: adjunct-directeur of directeur. Hiervoor bestaan eveneens verschillende opleidingsmogelijkheden, zie opleiding tot leraar basisonderwijs.
Welke beroepen lijken erop?
- Peuterleidster
- Jongerenwerker
Aanbevolen websites
- Werken in het onderwijs, uitgebreide info over het vak van leraar, schooldirecteur en ondersteunend personeel.